Karel Bezemer, 13 april 1964
Karel Bezemer
- Periode: 1920-1988
- Archiefinstelling: Naturalis
- Locatie: Nederland, Nederlands-Indië
- Provincie: Zuid-Holland
- Soorten: Middelste Bonte Specht, kleine zaadeters
- Bron: Dagboeken, excursieverslagen, correspondentie, artikelen (ook over Nederlands-Indië)
- Inleiding
De Werkgroep Ornithologisch Erfgoed kwam in 2016 in contact met Ewout Bezemer, die mededeelde dat hij nog archiefmateriaal bezat van zijn vader. Op 9 juli 2020 hebben Gerard Ouweneel en Ed Veling een bezoek gebracht aan hem en dat materiaal opgehaald om te beschrijven, zie Downloads. Het bevat ook materiaal uit Nederlands-Indië, waar Bas van Balen naar gekeken heeft. Uiteindelijk zijn deze archiefstukken overgedragen aan Naturalis.
- Archiefbeschrijving
Zie onder Downloads voor een beschrijving van het archief. Daar is ook een overzicht van de boekenverzameling van Karel Bezemer te vinden. Dit geeft inzicht welke boeken door een vogelaar uit het midden van de twintigste eeuw werden gelezen. Een levendige beschrijving van de persoonlijkheid van “KWL” Bezemer is opgetekend door Gerard Ouweneel in zijn boek Een aangename onrust, zie onder Downloads.
- Ornithologische betekenis
Karel Bezemer heeft in zijn Indische jaren (voor de WOII) het vogelleven van Java beschreven op zijn tochten door het binnenland. Als uitstekend veldwaarnemer hield hij van de 20er tot eind 80er jaren systematisch dagboeken van zijn vogelwaarnemingen bij. In zijn latere jaren zette hij zich in voor de internationale vogelbescherming.
- Downloads
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [31.VII.1991]
BEZEMER, Karel Willem Leonard, 3 december 1899 - 12 februari 1991, maritiem historicus, vogelwaarnemer en vogelbeschermer. Karel Bezemer was al jong geïnteresseerd in de natuur en leerde daarbij veel van G. Wolda, die een huisvriend was van de familie Bezemer en Karels leraar wiskunde op de RHBS in Wageningen. Zijn eerste gepubliceerde verhalen in De Levende Natuur over broedende Putters (1920) en het broeden van vogels in tuinen, met de veelzeggende ondertitel "Practische vogelbescherming" (1921) stammen uit die Wageningse periode.
Bezemer studeerde indologie aan de Rijksuniversiteit Leiden (1917-1922) en vertrok daarna voor zes jaar als bestuursambtenaar naar Java. Hier leerde hij behalve de Javaanse vogels ook de toen leidende ornithologen en andere biologen kennen als K.W. Dammerman, professor H.C. Delsman, Jhr. G.F.H.W. Rengers Hora Siccama en vooral ook Max Bartels Sr. op zijn theeplantage Pasir Datar boven Soekaboemi. Verschillende door Bezemer geschreven eenvoudige stukjes in De Tropische Natuur (bijvoorbeeld 1928) roepen op tot belangstelling voor vogels en bescherming van de natuur. Artikelen over vogelgeluiden (5de Nederlandsch-Indische Nat. Wetensch. Congres, 1928) en de "Hapvogel" Eurylaimus javanicus (Ardea 18, 1929) getuigen van de ernst van Bezemers ornithologische belangstelling en ontwikkeling. Zijn waarschuwing tegen ongelimiteerd wetenschappelijk verzamelen in de archipel door buitenlandse expedities (1929) wijst reeds in de richting van de internationale vogelbescherming. Terug in Nederland maakte hij daar de Tweede Wereldoorlog door. Zijn aanstelling als algemeen secretaris van de Vereniging van de Particuliere Zuivelindustrie in Den Haag voorkwam dat hij naar Duitsland zou worden weggevoerd. In 1946-1947 was hij Hoofd van de Marine Voorlichtingsdienst (MARVO), waarvoor hij ook als rapporteur in woelige tijden naar Oost-Indië werd uitgezonden en vele delen van de archipel bezocht.
Dan vangt hij op eigen initiatief aan met het schrijven van Nederlands maritieme geschiedenis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Achtereenvolgens verschenen drie dikke boekwerken, die opvallen door hun leesbaarheid en hun niets verbloemende eerlijkheid: Zij vochten op de zeven zeeën (1954, 7de dr. 1988), Verdreven doch niet verslagen (1967, 4de dr. 1988) en tenslotte na 16 jaar voorbereiding, Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog in twee delen (1400 pp., 1986, 3de dr. 1987, suppl. 1990). In die tijd was hij aangesteld als wetenschappelijk hoofdambtenaar bij het Instituut voor Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht (onder professor C.D.J. Brandt) (1958-1964). Eerder, sinds 1941 en 1957, had hij reeds twee boeken geschreven over de klassieke ontdekkingsreizen op zoek naar de Zuidpool, De strijd om de Zuidpool en De Zuidpool belegerd. Van het eerstgenoemde boek verschenen een Spaanse en een Duitse (Zürich, Zwitserland) uitgave, van het tweede boek een Spaanse uitgave.
Naast de geschiedenis van ontdekkingsreizen en van de Nederlandse Marine en Koopvaardij, gingen Bezemers gedachten onvermoeid uit naar het waarnemen van vogels. Hij reisde daarvoor het hele land af en bezocht de meeste landen van Europa. Hij werd een trouw deelgenoot van de excursies van de groep J. Kist, W.H. Bierman, E. Carp, J.H. Klatte, A.M. van den Oord, J. Swaab, M.J. Tekke, K. Waldeck en anderen (Limosa 36, 1963) en genoot van de aanblik van zulke zeldzaamheden als de Geelsnavelduiker, op De Beer (10 januari 1954), de eerste Bergfluiter, bij Den Haag (mei 1958) de eerste Amerikaanse Kuifeend (1959, Limosa 33: 1) en "de arend van Ommen" (1963, Bierman 1964). Hij was zelf een uitstekend waarnemer, zoals blijkt uit zijn beschrijving van een mogelijke Veldrietzanger in mei 1967 te Voorschoten (Limosa 40, 1967). Voorts was hij een boeiend schrijver, zoals bewezen is in zijn samenvatting van waarnemingen van broedgevallen van de Middelste Bonte Specht op het landgoed Twickel te Delden in 1957 (Ardea 46, 1958). Tot de afronding van een in 1942 door hem aangevangen census van broedende IJsvogels in Nederland (Ardea 31:154) is het nooit gekomen. Eerder had ook Jac. P. Thijsse zich tevergeefs voor een landelijke enquête van IJsvogels ingespannen (Ardea 11 (1922): 166).
Gedurende bijna 20 jaren, van 1962 tot 1982 was hij secretaris-penningmeester van de Nederlandse Sectie van de Internationale Raad voor de Vogelbescherming (ICBP/CIPO) als opvolger van H.H. Buisman, onderwijl een goed vriend van de stuwende internationale secretaris, Miss Phyllis Barclay-Smith te Londen. Als zodanig bezocht Bezemer talrijke internationale bijeenkomsten, congressen en excursies, waar hij, met groot gevoel voor persoonlijke relaties en diplomatie, al of niet aan de borrel of de etenstafel, veel vrienden heeft verworven en veel tot een goed begrip van de internationale vogelbescherming heeft bijgedragen. Hij beschreef de geschiedenis van ICBP bij het 75-jarig jubileum van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels (Vogelbescherming) in 1974 (het Vogeljaar 22 (1974): 611-616). Bij die gelegenheid ontving hij voor zijn verdiensten op het gebied van de vogelbescherming de Gouden Lepelaar. Op 10 maart 1985 volgde zijn benoeming tot erelid van de Club van Nederlandse Vogelkundigen. Bezemer was voorts lid van de Nederlandse Commissie voor Internationale Natuurbescherming sinds 1954.
Tot op hoge leeftijd was Bezemer een blijmoedig gentleman en bibliophiel, boordevol interesse voor het maritieme gebeuren, de Nederlandse avifauna en de internationale vogelbescherming.
Publicaties
Omstreeks 15 ornithologische titels.
Biografieën
Veltman C. 1988, Zeehistoricus Karel Bezemer, Hervormd Nederland-Magazine 44:6-9.
Voous K.H. 1991, In memoriam - K.W.L. Bezemer, Limosa 64:132-133.