Luit Buurma, 2020
Luit Buurma
- Periode: 1960-2023
- Archiefinstelling: Het vogelkundig archief is overgedragen aan de Heimans en Thijsse Stichting.
- Locatie: Geheel Nederland
- Soorten: Wadvogels, zeevogels, roofvogels, Baardman, Gierzwaluw
- Bron: Notitieboekjes, publicaties
- Inleiding
Na het overlijden van Luit Buurma ontving de Heimans en Thijsse Stichting eind maart 2024 zijn ornithologisch archief en een deel van zijn tijdschriftenverzameling. Daarin ook een collectie veldnotitieboekjes van vogelringer Joop B. Buker.
- Archiefbeschrijving
Het archief van Buurma is omgepakt in zes staande zuurvrije dozen met totaal 39 omslagen. Het bevat materiaal van diverse avifaunistische projecten, allereerst die uitgevoerd door de Amsterdamse afdeling Dwergstern van de Christelijke Jeugdbond van Natuurvrienden (een fusie van ACJN en KJN), en van de Studiekring Zeetrek van de CJN Vogelwerkgroep. Beide vanaf 1965. In de jaren zeventig volgden ringonderzoek en atlaswerk, resp. voor de publicatie Randstad en broedvogels (Van Straaten et al. 1981) en de Sovon-atlas Winter- en trekvogels (1987). Vanaf 1979 coördineerde Buurma werkkampen op Vlieland voor en met de Koninklijke Luchtmacht, ter bestudering van vogeltrek op dat waddeneiland. De archief-ordening volgt merendeels de historische volgorde van de diverse vogelprojecten.
Het archief is beschreven door Ruud Vlek.
- Ornithologische betekenis
Luit Buurma heeft aan de wieg gestaan van de oprichting van Sovon en hij heeft door radaronderzoek via zijn betrokkenheid bij de Koninklijke Luchtmacht veel opgehelderd over de trekbanen van vogels boven Nederland en zo ook voor de veiligheid van de luchtvaart. Zie onder Links. Als vogelringer heeft hij bijdragen geleverd aan de kennis over de rui van het Baardmannetje. Later kon hij met radarobservaties veel te weten komen over het gedrag van Gierzwaluwen. Zie onder Downloads.
- Downloads
- Links
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [4.II.1993]
BUURMA, Luitje Simon, 20 juli 1948 - 9 augustus 2023, luchtmachtornitholoog, veldbioloog en natuur- en vogelbeschermer. Luit Buurma groeide op in Appingedam, Utrecht en Amsterdam en studeerde biologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (1966-1974), met assistentschappen bij de plantensystematiek en de diergeografie. Op het grensgebied van diersystematiek en dieroecologie verrichtte hij daar voor professor K.H. Voous een vergelijkend inter- en intraspecifiek onderzoek aan kiekendieven (voornamelijk Blauwe Kiekendief) in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland (1970, 1971). De resultaten daarvan zijn verwerkt in E. Nieboers proefschrift (1973), in een artikel in Ardea (W.J.A. Schipper, Buurma & Ph. Bossenbroek 1975) en in het proefschrift van Schipper (1978). Reeds in zijn studietijd was Buurma altijd zowel onderzoekend als organiserend bezig. Hij was lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam, nam deel aan de vogelinventarisatie van het Amsterdamse Bos en speelde een belangrijke rol in de Christelijke Jeugdbond van Natuurvrienden (CJN). Samen met J.F. de Miranda organiseerde hij het CJN-wadvogelonderzoek op Vlieland (1966-1970).
Zijn diensttijd bracht hij door als ornithologisch onderzoeker en rapporteur bij de Sectie Bedrijfsveiligheid van de Koninklijke Nederlandse Luchtmacht (1974-1975) als opvolger van H. Blokpoel, die dit werk later in Canada zou voortzetten. Buurma is sinds 1975 als burgeronderzoeker bij de Luchtmacht werkzaam gebleven, sinds 1985 in de functie van hoofd van de Sectie Ornithologie (thans Sectie Natuurlijk Milieu). Temidden van een aanvankelijk argwanende en ongelovige militaire staf heeft Buurma het belang van onderzoek en rapportage van aanvaringen van vliegtuigen met vogels duidelijk en aanvaardbaar gemaakt. Met vooral in de trektijden dagelijks aangepaste vogelgevaarwaarschuwingen en het aandringen op lange termijn planning van het gebruik van oefenvluchtgebieden en de moeizaam tot stand gekomen inschakeling van kwantitatieve radarregistratie van de vogeltrek (Vogeljaar 24 (4), 1976) hebben Buurma tot een gewaardeerde medewerker van de
Luchtmachtstaf gemaakt. Talrijke interne rapporten en verhandelingen, onder meer in het luchtmachtblad Veilig Vliegen, met voor die tijd sprekende titels als Vogels, nog steeds gedonder in de glazen (1979) en Harde feiten over zachte veren (Buurma & T.G. Brom 1980) waren daarvoor nodig. Uiteindelijk bereikte "De vogeltrekwaarschuwing: van bron van ergernis naar veiligheidsmaatregel op maat" (Veilig Vliegen 36, 1989) een doorbraak, zodat na 10 jaar trouwe dienst de KIEVIT, de "Kast met Integrale Electronische Vogeltrek Intensiteits Tellers", plaats kon maken voor een andere vogel, de ROBIN, het Radar Observation of Bird Intensity and Notification systeem, tot stand gekomen in samenwerking met het Fysisch en Electronisch Laboratorium van de Nationale Verdedigings Organisatie TNO. Mede door talrijke buitenlandse contacten, met name in Europa (onder meer, Bird Strike Committee Europe (BSCE), voorzitter van Working Group Remote Sensing of Birds, en Radar Working Group, Buurma & B. Bruderer 1990), Canada, Verenigde Staten (Conference Wildlife Hazards to Aircraft, Washington, 1984: 133-147) en ook Israël (met Yossi Leshem: massale trek van grote roofvogels, Ooievaars en Rose Pelikanen!) en het lidmaatschap van het Standing Committee on Applied Ornithology van de Internationale Ornithologische Congressen (sinds 1990) heeft Buurma de kennis vermeerderd om het aantal en de ernst van de aanvaringen in Nederland en daarbuiten terug te dringen. Het gebruik van (voormalige) luchtmachtradarsystemen, onder meer van mobiele doelvolgradar (Limosa 59, 1986) en lange-afstand-rondzoekradar (Limosa 60, 1987) heeft de vaak nachtelijke, intensieve najaarstrek duidelijk in beeld gebracht.
Intussen sneed het mes aan twee kanten. Naast de belangrijke practische zijde ten behoeve van de Luchtmacht, heeft Buurma's werk ook tot verduidelijking van het beeld van de vogeltrek over Nederland en de Noordzee en tot een verder toegespitste wetenschappelijke vraagstelling kunnen leiden. In het artikel "Hoogte van breedfronttrek overdag boven Twente: een vergelijking van radar en visuele waarnemingen in oktober 1984" (Limosa 59 (1986): 169-182) komt de relatieve betekenis van visuele trektellingen aan het licht en worden perspectieven voor kwantitatief onderzoek geopend, die in de tijd van de eerste activiteit van het Vogeltrekstation Texel onder W.H. van Dobben en Luuk Tinbergen onvoorstelbaar moeten zijn geweest. In "Patronen van hoge vogeltrek over Nederland en het Noordzeegebied in oktober" (Limosa 60, 1987; zie ook Veilig Vliegen 33, 1986), waarbij Nederlandse radar een Vink tot op een afstand van ongeveer 65 km kan opsporen, wordt in woord en (radar)beeld aangetoond, dat de vroegere theorie van C.L. Deelder (1949) over de met hoge trek gepaard gaande weersomstandigheden
toch enige modificatie behoeft, omdat de hoge trekkers zich klaarblijkelijk regelmatig heroriënteren na het vermijden van krachtige, vooral cyclonische zuidwestwinden.
Een ander aspect van de studie van het vogelaanvaringsverschijnsel is de determinatie van de na de botsing gevonden vogel- en veerresten, waarmee reeds vanaf het midden van de jaren 1950 in het Zoölogisch Museum (ZMA) van de Universiteit van Amsterdam door K.H. Voous een aanvang was gemaakt. Buurma heeft dat onderzoek vanaf 1977 sterk gestimuleerd (Buurma & Brom, Veilig Vliegen 87, 1980 en Vogeljaar 29, 1981). Brom (geb. 1950) heeft voor dit practische doel, later ook ten behoeve van een zuiver taxonomische benadering, een opzienbarend nieuw systeem van microscopische herkenning van veerresten opgebouwd (Brom, The diagnostic and phylogenetic significance of feather structures, proefschrift Universiteit van Amsterdam, 18 februari 1992).
Buurma heeft voorts kritische noten geplaatst bij de plannen voor de plaatsing van honderden windturbines voor de opwekking van electriciteit in het hele land (Vogeljaar 29, 1981 en latere publicaties).
Door zijn vakkennis en enthousiasme en zijn publicaties in (semi) populaire bladen (Het Vogeljaar, Waddenbulletin, De Lepelaar, Vogels) en in weten-schappelijke tijdschriften (Limosa, The Ibis) is Buurma een groot pleitbezorger geworden voor toegepast en theoretisch ornithologisch onderzoek binnen de Luchtmacht.
Bovenal is Buurma veldbioloog en natuur- en vogelbeschermer gebleven. Hij was op 15-jarige leeftijd diep gegrepen door Rachel Carsons Silent Spring (1962, Dode Lente, 1963) en stond 10 jaar later met J.H. van Balen en J. Wattel, na terugkeer van een Bird Census Committee bijeenkomst in Engeland in 1973 ten huize van professor H. Klomp aan de wieg van het Nederlandse Atlasproject en SOVON, destijds Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (1973). Dit culmineerde in 1979 in de uitgave van de Atlas van de Nederlandse broedvogels (R.M.V. Teixeira (red.) 1979), waaraan enkele honderden amateurs vrijwillig hadden bijgedragen. Zeven jaar lang was Buurma secretaris van het dagelijks bestuur van SOVON (1976-1983). Na SOVON te hebben verlaten met een pleidooi voor meer aandacht voor het recreatieve aspect van het naar vogels kijken, werd hij lid van de Ledenraad, vervolgens bestuurslid, later zeven jaar lang secretaris van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels (Vogelbescherming, 1983-1992).
Hij was voorts betrokken bij zeven jaar voorbereiding van de Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1972-1979), uiteindelijk resulterend in het boek Randstad en broedvogels (1981). Met Jelle van Dijk (Noordwijk) was hij mede-oprichter van de
latere Club van Zeetrekwaarnemers (1974). Ook is hij bestuurslid van de Stichting Grasduinen (1986).
Dichter bij de natuur zelf was hij lange tijd een actief vogelringer (sinds 1972), onder meer langs de Oostvaardersdijk, Zuid-Flevoland, waar hij een door hem zelf op 26 juli 1975 geringde Kleine Karekiet 12 jaar later, op 21 juni 1987, op bijna dezelfde plaats terugving.
Buurma is vanaf zijn CJN- en studententijd een denker gebleven, zoekend naar de beweegredenen en het doel van het onderzoek dat hem bezig houdt en naar de juiste aansluiting van de te volgen onderzoeksmethode.
Publicaties
Minstens 75 titels van artikelen en rapporten, vaak samen met zijn medewerkers A. Dekker en H. van Gasteren.