Leo van den Bergh
- Periode: 1958-2020
- Archiefinstelling: Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen
- Locatie: grote delen van de lage delen van Nederland (met name het gebied van de Grote Rivieren), Veluwe
- Soorten: Ganzen (met name Toendra- en Taigarietgans), zwanen, eenden, roofvogels (winterverspreiding), weidevogels (met name Grutto), Kwartelkoning, Grauwe Gors
- Bron: Dagboeken, rapporten, excursieverslagen
- Inleiding
Leonardus Maximiliaan James (Leo) van den Bergh, geboren 8 september 1946, overleden 5 december 2021, begon al in zijn jonge jaren vanuit zijn woonplaats Wijk bij Duurstede naar vogels te kijken en die te onderzoeken. Startte in 1972 zijn professionele ornithologische loopbaan als assistent-ornitholoog bij het Rijkinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud (RIVON), Leersum (na fusies met andere instituten nu onderdeel van Wageningen Environmental Research). Verrichtte in 2006-2019 inventarisatiewerkzaamheden voor Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks- en adviesbureau. Besteedde ook in zijn vrije tijd veel aandacht aan de vogelstudie. Zijn aandacht ging bij al zijn activiteiten vooral uit naar watervogels (met name eenden, ganzen en zwanen), weidevogels en de winterverspreiding van roofvogels. In feite liep werk en vrije tijd in elkaar over. Ook deed hij veel nachtelijk onderzoek aan Kwartelkoningen. Bij zijn onderzoek hadden de lage, natte delen van ons land (met name het gebied van de Grote Rivieren) zijn grote aandacht, geheel in lijn met de focus op natte gebieden van Jan Rooth (hoofd afdeling Ornithologie op het instituut) in die jaren. Maakte in het kader van zijn ganzenonderzoek ook verscheidene reizen naar Midden- en Oost-Europese ganzenpleisterplaatsen. Ook maakte hij enkele reizen naar de Afrikaanse overwinterings- en doortrekgebieden van de grutto. Hij was sterk gekant tegen de jacht op en de bestrijding van ganzen. Trad daarbij soms activistisch op. Was vanuit het instituut in samenwerking met medewerkers van Bureau Waardenburg (thans Waardenburg Ecology) nauw betrokken bij onderzoek naar de effecten van windturbines op watervogels.
- Archiefbeschrijving
Het archief van Leo van den Bergh bestaat uit 41 persoonlijke dagboeken en notities over Nederlandse vogels (periode 1963-2000), 2 persoonlijke dagboeken met aantekeningen over de Kwartelkoning (periode 1979-1983), 6 persoonlijke dagboeken met excursieverslagen buitenlandse ganzenexcursies (periode 1971-1998), 15 rapporten met basisgegevens broedvogelinventarisaties Avifauna Midden-Nederland, periode 1962-1970 (ingebonden in één rapport), 137 rapporten met basisgegevens Vogels van de Grote Rivieren, periode 1958-1976 (ingebonden in 12 rapporten) en 7 diverse losse rapporten.
Zie onder Downloads voor een nadere beschrijving van de dagboeken, vogelnotities en rapporten.
- Ornithologische betekenis
Leo van den Bergh heeft door het vastleggen en bijeenbrengen van persoonlijke inventarisatiegegevens en die van anderen een belangrijke rol gespeeld bij de samenstelling van de Avifauna van Midden-Nederland (1971) en de Vogels van de Grote Rivieren (1979). Zijn binnenlandse en buitenlandse ganzentochten hebben sterk bijgedragen tot de kennis over de verspreiding van ganzen in Nederland en in Midden- en Oost-Europa. Hij staat daarin op één lijn met grote ornithologen als Tom Lebret, Mauk (M.F.) Mörzer Bruijns, Theo Mulder, Jules Philippona en Jan Rooth. Zijn nachtelijk onderzoek aan de Kwartelkoning is van historische waarde. Hetzelfde geldt voor de in zijn dagboeken getekende gedetailleerde broedverspreidingskaartjes van soorten als Grauwe Gors in de jaren zeventig in het gebied van de Grote Rivieren (thans geen broedvogel meer in Nederland). Was nauw betrokken bij de watervogel- en ganzentellingen in Nederland (onderdeel van de watervogeltellingen van de I.W.R.B., nu Wetlands International). Coördineerde die tellingen vanuit het instituut gedurende een lange reeks van jaren. In de jaren negentig is de coördinatie van de watervogeltellingen overgenomen door Sovon Vogelonderzoek Nederland. Hij was medeoprichter van de Ganzenwerkgroep Nederland.
Publiceerde geregeld in Watervogels, Limosa en het Vogeljaar. Auteur of coauteur van verscheidene boeken. Een voorgenomen boek over rietganzen heeft helaas nooit het eindstadium bereikt.
- Downloads
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [8.III.1991]
Van den BERGH, Leonardus Maximiliaan James, 8 september 1946 - 5 december 2021, ornithologisch veldonderzoeker en natuurbeschermer. Leo van den Bergh leerde in zijn vroege kinderjaren de vogels kennen rond zijn woonplaats Wijk bij Duurstede en sedertdien is zijn liefde voor het landschap en de vogels van onze grote rivieren een vast patroon in zijn leven gebleven (1968). Zijn eerste vogelboek was J.E. Sluiters, Prisma Vogelboek (1958). Zijn eerste, vrijwillige studie-object, samen met onder anderen Chris Kalden, was de avifauna van Culemborg en het Lekgebied (gestencild rapport, 1969). Na opleidingen in de tuinbouw, de bosbouw en de boomchirurgie werd hij in 1972 aangesteld als assistent-ornithologisch waarnemer bij het toenmalige Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud (RIN, thans Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek IBN-DLO), waar hij nog steeds werkzaam is.
Zijn werk bracht hem in het kloppend hart van talrijke, toewijding, aandacht en tijd vragende projecten, zoals die van milieukartering, de fauna van waarden en uiterwaarden (1977, 1978, 1979, 1989), vogelinventarisaties langs de grote rivieren (1976, 1977, 1979, 1982, 1989), de biologische draagkracht en ontwikkelingsmogelijkheden van de Veluwe en de invloed van agrarische methoden op de weidevogelstand (hij ringde tot en met 1990 meer dan 11.000 weidevogels). Ook was hij betrokken bij onderzoek naar de oecologische toestand en de toekomstverwachtingen van overwinteringsplaatsen van Grutto's in Tunesië (in 1986), Senegal (in 1988) en Marokko (in 1989).
Zowel ambtelijk als persoonlijk was hij betrokken bij de internationale midwinter-watervogeltellingen, waarvoor Van den Bergh contactpersoon voor Nederland is in de Duck Research Group van het International Waterfowl Research Bureau (IWRB) met rapportage eerst in Watervogels (1978), later in Limosa (1988). Voorts wijdde hij zijn aandacht aan de ganzentellingen in Nederland, sedert 1983/1984 gecombineerd met België (Ganzenwerkgroep 1986, 1989), en vooral aan de studie van de herkenning en het voorkomen van ondersoorten van de Rietgans (1980, 1983, 1984) en de daarmee verbonden oecologische verschillen in de overwinteringsgebieden in Nederland (het Vogeljaar 27, 1979, Limosa 58, 1985), inclusief het aansluitende gebied van de Duitse Nederrijn (Charadrius 14, 1978, voorts 1986) en verder in Midden- en Oost-Europa (1984, Van den Bergh & J. Philippona 1985). Bij al deze werkzaamheden speelt de samenwerking met gelijkgezinde waarnemers, werkgroepen, verenigingen en instanties een doorslaggevende rol. Bij de grote verscheidenheid van onderwerpen heeft de dienstbaarheid van de verkregen resultaten aan natuurbehoud en natuurbeheer en de aanpak van praktische problemen, als de invloed van windmolenparken op de vogelstand (met J.E. Winkelman), onafgebroken op de voorgrond gestaan.
De rode draad, die door dit wijde veld van onderzoek heen loopt, is de fascinering die voor Van den Bergh uitgaat van de reactie van vogels op veranderingen van het leefgebied en de reactie van vogelsoorten op elkaars oecologische binding of voorkeur. Over dit alles heeft hij gepubliceerd in interne rapporten, tijdschriftartikelen en verzamelwerken, waarbij speciaal genoemd moeten worden zijn bijdragen in: Handleiding voor het inventariseren van broedvogels (Van den Bergh et al. (red.) 1973), Avifauna van Midden-Nederland (W.F. Alleyn et al. (red.) 1971), Vogels van de Grote Rivieren (Van den Bergh et al. (red.) 1979), Encyclopedie van de natuur in Europa (3, J. van Gelderen, J. van de Kam & Laban (red.) 1981), Handboek voor het natuurbeheer (2, RIN, 1983), Broedvogels van de Veluwe (Wetenschappelijke Mededelingen KNNV 128, 1978), Kust- en zeevogels van de gehele wereld (Van den Bergh (red.) 1985). Andere, meer gedetailleerde publicaties hebben betrekking op: ganzenpleisterplaatsen in Nederland (RIN-rapport 85/16), de Kwartelkoning, onder meer als bewoner van de uiterwaarden (1970, 1973, 1979, 1991)., Porseleinhoen (1984) en de Wulp als nieuwe weidevogel (1986, 1989). In Van den Bergh zijn de eigenschappen gecombineerd van een enthousiast veldwaarnemer, kritisch beschouwer en natuurbeschermer. Veel van deze eigenschappen zijn ontwikkeld door kontakten met zijn vrienden, onder anderen W.F Alleyn, S. Braaksma, H.N. Leys en J. Philippona en door de kennismaking met nog andere, even enthousiaste medestanders van de Ganzenwerkgroep, zoals B.S. Ebbinge, A.M.M. van Haperen, C.M. Lok en A. Timmerman Azn uit Nederland en E. Kuyken en P.M. Meire uit België.
Publicaties
Minstens 115 titels.