Jan P. Strijbos
- Periode: 1907 - 1980
- Archiefinstelling: Heimans en Thijsse Stichting te Amsterdam, Museon-Omniversum (One Planet) in Den Haag en het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam
- Locatie: heel Nederland en verder Shetland, Spitsbergen, IJsland en Scandinavië, Spanje, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland
- Soorten: inheemse broedvogels als Blauwe Reiger, Lepelaar, Aalscholver, Griel, roofvogels op nest, Stormmeeuw; arctische broedvogels, (Shetland, Spitsbergen, IJsland en Scandinavië) en soorten gefotografeerd op andere reizen naar o.m. Spanje, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland
- Bron: R.J.J. Vlek / Heimans & Thijsse Stichting; website Ned. Fotomuseum; database Strijbos-films in Museon
- Inleiding
Jan P. Strijbos was een onvermoeide wereldreiziger die als fotograaf door publicaties en lezingen velen kennis heeft laten maken met de vogels van Nederland en ver daarbuiten.
- Archiefbeschrijving
Het papieren archief is ondergebracht in de Heimans en Thijsse Stichting. Het betreft vogeldagboeken, krantenknipselboeken, biografische documentatie en zijn boekpublicaties. Daarnaast is er een collectie glasfoto-positieven (1910-1950), kleurendia's en een aantal fotoafdrukken.
In het Museon-Omniversum te Den Haag worden 82 filmrollen van Strijbos bewaard (1930-1973), waarvan ongeveer de helft Nederlandse en de andere helft buitenland-films betreft. Deze zijn deels online ontsloten via Vimeo.
In het Nederlands Fotomuseum te Rotterdam wordt de foto-collectie van Strijbos bewaard (1910-1974). Deze omvat 2922 glasnegatieven, 1171 zachte negatieven en 4778 negatieven op film en 128 kleurendia's.
Andere instellingen met glasfoto's van Strijbos zijn UBA-IWO (collectie Portielje) en Regionaal Archief Ede (collectie Wigman).
De foto- en filmcollectie van Strijbos bevat vogelfoto's (ook van buitenlandse reizen) en plantenfoto's.
- Ornithologische betekenis
Veel vogelsoorten zijn door Strijbos geportretteerd, waarbij met name zijn niet aflatende interesse voor de Griel in het duingebied genoemd moet worden. Zijn werk aan de Blauwe Reiger en de Aalscholver dient ook vermeld te worden. Groot is zijn invloed geweest op de natuurbeleving van velen.
- Downloads
- Links
Films Strijbos:
Foto's Griel Strijbos:
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [30.IV.1993]
STRIJBOS, Jan Pieter, 14 maart 1891 - 10 mei 1983, aanvankeljk bouwkundig tekenaar, later free-lance dagbladjournalist ("De Telegraaf"), fotograaf, cineast, publicist, spreker en propagandist van de natuur- en vogelbescherming. Strijbos, door zijn vrienden Jan P. genoemd, groeide op in Haarlem en heeft zich zijn leven lang sterk gebonden gevoeld met Kennemerland en zijn duinen en in het bijzonder met de destijds daar voorkomende Grielen en Nachtzwaluwen. Opgegroeid met de boekjes van E. Heimans en Jac. P. Thijsse in een voor de natuur open staand gezin en gestimuleerd door de eerste vogelfoto's van P.L. Steenhuizen en die van R. Tepe in Thijsse's "Het intieme leven der vogels" (1906), maakte hij vanaf 1913 zijn eerste vogelfoto's met een primitieve 18 x 24 statief-platen-camera, onder meer voor het Zondagsblad van de stadseditie van de Oprechte Haarlemsche Courant (Strijbos 1976: 79). Zijn speurende geest had hem er reeds in 1910 toe geleid om samen met zijn broer Joost op de fiets een eerste inventarisatie uit te voeren van nesten van de Ooievaar in Nederland. Resultaat: omstreeks 500 bewoonde nesten. Nieuwsgierigheid en zucht om te leren brachten hem in 1918-1919 in contact met het pas opgerichte en idealistisch opgezette "Vogeltrekstation Noordwijk", waar hij Jan Verwey en Gerrit A. Brouwer leerde kennen. Op zijn zware Harley motorfiets volgde hij langs het strand tussen Bloemendaal en Zandvoort in de jaren 1925-1928 de langs de duinenrij trekkende vogels en "klokte" daarbij Boerenzwaluwen op 15 km/uur, Roeken en Bonte Kraaien (toen nog talrijk!) op 30 km/uur, Vinken en Veldleeuweriken op 34 km/uur, Spreeuwen tot 66 km/uur en Smienten tot bijna 70 km/uur (Vogels 3 (16, 1983):134).
Zijn echte publicistische werk begon pas in 1927, toen hij de tekentafel in het architectenbureau van zijn oom definitief vaarwel zegde en het vogelvrije, maar onzekere beroep van publicist koos. Zijn eerste grote werk was deel 1 van het album "Hoe heet die vogel?", uitgegeven door Van Delft & Zonen's Banket- en Koekfabriek (Koog aan de Zaan, 1927), gevolgd door deel 2 in 1930 (plaatjes naar aquarellen van Hans Beers en uitstekende, strakke, bijna bouwkundige lijntekeningen van Strijbos zelf). Gelijktijdig begon de samenwerking met de gelijkgezinde auteurs R.J. de Stoppelaar, R. Tolman, A.B. Wigman en anderen in de door A.G. Schoonderbeek te Laren (N.H.) uitgegeven bundels "De roep der velden" (1927), "De tooi der getijden" (1928) en "De luister van het land" (1930). Het was de tijd van de natuurromantiek waaraan Strijbos in toenemende mate en meer dan de anderen een vleugje journalistieke informatie aan wist toe te voegen. Al spoedig volgde het als een avonturenroman geschreven en met voor die tijd opvallend fraaie en functionele foto's geïllustreerde verhaal over het broeden van de Blauwe Reiger (1935, 2e dr. 1962) in een kleine kolonie bij Sloten (N.H.) in de jaren 1931-1934. Met zijn vriend W.J.H. Stam heeft hij op foto en film vastgelegd wat J. Verwey in een lezing voor het VI Internationale Ornithologische Congres in Kopenhagen (1926) had verteld en later in een baanbrekend artikel had beschreven (1930). De voor-oorlogse Aalscholver-kolonie in Lekkerkerk leverde weer ander fraai fotomateriaal en het briefvignet met de Aalscholver, dat hij tot het eind van zijn leven zou blijven gebruiken.
Met het filmen was hij reeds in 1923 begonnen ("Kennemer Vogelfilm"). Nu volgde een stroom van publicistische activiteit met vogels en natuurfoto's in kranten en tijdschriften en met films bij zijn talloze lezingen. Onderzoekingsgeest, zwerflust, avontuur en de drang om buiten te zijn brachten hem vanuit zijn woning in Bentveld, later Heemstede, in alle delen van het land voor observatie en fotografie en voor het houden van lezingen en het vertonen van zijn films. Staaltjes van zijn foto- en schrijfwerk verschenen onder meer in "De Wandelaar", "In Weer en Wind", "De Wandelaar in Weer en Wind", "Natura", "Natuur en Techniek", "Buitenpost", "Waterkampioen", "De Lepelaar", "Vogels", "het Vogeljaar", "Limosa" en "Ardea", met ornithologische hoogtepunten als Woudaapjes, Grielen, Kleine Plevieren, Bonte Strandloper bij het nest op "De Beer" en in bomen broedende Stormmeeuwen (Bergen, N.H.).
In zijn aan afwisseling rijke leven ontmoette hij mensen van velerlei slag en ontstonden vriendschappen die uitvoerig zijn beschreven in zijn autobiografisch boek "Vogelvrij: mensen en tijden die ik gekend heb" (1976). Daaronder zijn jeugdvrienden als Gerard (Gé) Traanberg en later de walvisspecialist dr. A.B. van Deinse. Zelf schreef hij herinneringen of necrologieën van zijn vrienden Job van de Peppel (1968), Nol Binsbergen (1970), Rinke Tolman (1971), A.B. Wigman (1972) en Jan Verwey (1981).
Nederland was weldra te klein en Strijbos trok naar vrijwel alle landen van Europa. Onvermijdelijk werden zijn vleugels verder uitgeslagen om hem tenslotte te brengen tot de koude oorden van Spitsbergen in het noorden enerzijds en, met de eerste na-oorlogse Nederlandse walvisvaart expeditie "Willem Barendsz", tot in de Zuidelijke IJszee (1946-1947) in het zuiden anderzijds. Achtereenvolgens bezocht hij onder meer de Shetland Eilanden (1934 met George C.A. Junge), IJsland (1935 met Bert Garthoff, 1964 met Harm Niesen, 1970), Spitsbergen (1939, 1956), Zuid-Afrika (1953-1954), Verenigde Staten en Canada (1960), Nieuw Zeeland (1962-1963), Turkije (1965), Groenland (1970), Galápagos Eilanden (1971, 1972), Seychellen (1972), Kenya (1969, 1975). Al deze avontuurlijke tochten werden in artikelen, boeken, lezingen en films uitvoerig toegelicht, want Strijbos was niet alleen een ambitieus natuur-verslaggever, maar ook een groot verhalen- en anecdotenverteller en, in later jaren, een groot brievenschrijver.
Eerbewijzen zijn Strijbos rijkelijk ten deel gevallen en zijn 70ste, 75ste, 85ste en 90ste verjaardagen zijn voor zijn vrienden niet onopgemerkt voorbijgegaan en beschreven door resp. Niko Tinbergen (1961), Jan Verwey (1966), Bert Garthoff (1966), Jaap Taapken (1976), Amersfoortse Courant/Veluws Dagblad (15 april 1981). Strijbos ontving de "Gouden Lepelaar" van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels ("Vogelbescherming") (1975), de Heimans en Thijsseprijs (1977), de ANWB Edo Bergsma prijs (1979), de Cornelis van Doorn prijs (1980) en de onderscheiding Ridder in de Orde van de "Gouden Ark" (1980, zie De Lepelaar 71 (1980):236 en Bouman-Strijbos 1980). Hij was erelid van onder meer "Vogelbescherming" (1960) en de Club van Nederlandse Vogelkundigen (1976).
De beste evaluatie van Strijbos' werk is waarschijnlijk die van Jan Verwey: het "staat vast dat hij duizenden en duizenden heeft bereikt en in de gelegenheid gesteld zijn zwerftochten mee te maken. Tallozen zijn daarbij aangestoken door zijn enthousiasme, tallozen vermeerderden hun natuurkennis dank zij hem en kregen meer begrip voor natuurbescherming. Dat is geen geringe verdienste" (1966: 12).
De beste karakterisering van Strijbos als mens schreef Niko Tinbergen in het voorwoord van Strijbos' boek over Zuid-Afrika (1956: 7): "de Zwerver, de onbekommerde Genieter, de Bewonderaar, de Minstreel, en de Ambassadeur van de Levende Natuur, de leutige Causeur".
Strijbos' oudste dochter Hilde beschreef haar vader in een gevoelvol afscheidswoord, dat het herlezen meer dan waard is (Van der Stelt-Strijbos 1983). Dat geldt ook voor de woorden van zijn vriend Bert Garthoff (1983).
Biografie: Strijbos (autobiografische notities 1927, 1976), Bouman-Strijbos (1980), Van der Stelt-Strijbos (1983), Verwey (1966), Luikinga (1983), Passier (1991), Scheygrond (1983), Bauke van der Veen (1983), Voous (1983), Westhof (1983), Zweeres (1983).
Publicaties: Verwey (1966:8-10), Strijbos (1976:153-154): ca. 50 titels, waaronder 17 boeken; voorts meer dan 2000 artikelen in "De Telegraaf" en andere bladen en tijdschriften.
Geraadpleegd: Drs. H.M. van der Stelt-Strijbos (Amsterdam).