Jan Wattel
- Periode: 1953-2013
- Archiefinstelling: Documentaire Informatievoorziening van de Universiteit van Amsterdam en het Stadsarchief Amsterdam
- Locatie: Heel Nederland
- Soorten: zeevogels, sperwerachtigen
- Bron: Stukken met betrekking tot internationale vogelbescherming
- Inleiding
Na het overlijden van Jan Wattel heeft de Werkgroep Ornithologisch Erfgoed bemiddeld bij het verdelen van zijn ornithologische nalatenschap.
- Archiefbeschrijving
Het behandelde archief betreft
- Stukken m.b.t. de werkzaamheden van Jan Wattel voor de uitvoering van de Wet Bescherming Uitheemse Diersoorten (CITES = Convention on International Trade in Endangered Species), verder twee geschriften van Jan Wattel met als titel "Ethiek van duurzaamheid" en "Ethische aspecten van het werk voor CITES" en een reisverslag naar Nieuw-Zeeland (18 november - 10 december 1990) over het 20ste Internationale Ornithologische Congres en de 20ste Wereldconferentie van de ICBP.
Deze stukken zijn overgedragen aan de Documentaire Informatievoorziening van de Universiteit van Amsterdam en het Stadsarchief Amsterdam.
- Stukken m.b.t. de Nederlandse Sectie van de ICBP, de Nederlandse Stichting Internationale Vogelbescherming en een kasboek van het Nederlands Comité Bescherming Trekvogels, dat gelieerd is aan de Nederlandse Stichting Internationale Vogelbescherming. Deze stukken zijn overgedragen aan het Stadsarchief Amsterdam (toegangsnummer 1283 "Inventaris van het Archief van de Nederlandse Commissie voor Internationale Natuurbescherming, de Stichting tot Internationale Natuurbescherming en het Office International pour la Protection de la Nature").
- Een deel van zijn Nederlandstalige boeken is overgedragen aan de Kennemer Natuur Bibliotheek, Brouwersstraat 57, 2013 WG Haarlem.
- Ornithologische betekenis
Dit archief geeft een blik op de nevenwerkzaamheden van Jan Wattel als vogelbeschermer. Hij geeft ook een beschrijving van de ethische aspecten van het werk van CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora), zie onder Downloads. Hieruit blijkt de grote betrokkenheid van Jan Wattel met het duurzaam omgaan met de natuurlijke hulpbronnen op de wereld.
- Downloads
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [25.II.1995]
WATTEL, Jan, 10 augustus 1935 – 25 maart 2013, diersystematicus, museumornitholoog, vogelbeschermer. Jan Wattel werd geboren in Middelburg en herinnert zich uit het voorjaar van 1945, toen de familie door oorlogshandelingen gedwongen naar de binnenstad was geëvacueerd, de nestelende Roeken in de hoge iepen vlak voor hun zolderkamertje. Het lezen van de boeken van Jan P. Strijbos Hoe heet die vogel? (1927, 1930) en Ko Zweeres Vogel wie ben je? (omstreeks 1945) gaf richting aan zijn belangstelling voor vogels. Hij sloot zich aan bij de Christelijke Jeugdbond van Natuurvrienden (CJN), waarvan hij later hoofdbestuurslid werd en waar hij in de vogelkampen onder anderen Ebel Nieboer en Chris Streefkerk leerde kennen. Zijn belangstelling was toen grotendeels op planten gericht. Hij studeerde biologie bijna vanaf het begin van de instelling van deze studierichting aan de Vrije Universiteit (1950) te Amsterdam (1953-1960), was daar aanvankelijk assistent plantensystematiek en werkte vanaf 1960 als VU-medewerker bij professor K.H. Voous in het Zoölogisch Museum (ZMA) van de Universiteit van Amsterdam. Hier volgde hij op 1 januari 1964 professor Voous op als hoofd van de vogelafdeling. Hij promoveerde op 3 maart 1972 aan de VU Amsterdam op het proefschrift Geografische differentiatie in het genus Accipiter (promotor: professor Voous), dat later uitgebreider door de Nuttall Ornithological Club (Cambridge, Massachusetts, VS) werd uitgegeven (Publication 13, 1973).
In de loop van de jaren heeft Wattel zijn belangstelling verdeeld over zeevogels, roofvogels, onderwijs in de diersystematiek, organisatie en bestuur van het instituut en de (sub)faculteit, internationale vogelbescherming en gereformeerd/oecumenisch kerkelijk werk.
Op het gebied van de zeevogels vatte hij met Voous de trek en de daarmee samenhangende pelagische verspreiding van de Grote Pijlstormvogel samen (Ardea 51, 1963), beschreef hij met J.A. van Franeker de geografische variatie van de Noordse Stormvogel in de noordelijke Atlantische Oceaan (Ardea 70, 1982) en maakte hij met A.J. Beintema melding van een in het ZMA over het hoofd gezien exemplaar van de Mediterrane vorm van de Noordse Pijlstormvogel Puffinus puffinus mauretanicus uit Nederland in 1958 (Limosa 43, 1970).
Over roofvogels publiceerde hij met Voous alleen nog een notitie over een "tropische" kleurvariatie van een Duitse Havik (J. für Ornithologie 113, 1972).
Taxonomisch en faunistisch zijn de beschrijvingen en afbeeldingen van eendenbastaarden in de collectie van ZMA (Wattel & J.M. Harrison, Beaufortia 15 (209), 1968) en een overzicht van een irruptie van Oost-Europese Taigaboomkruipers en mezen in Nederland in 1971-1972 (J.G. van Marle, Voous & Wattel, Limosa 46, 1973) van belang.
Met W.W. de Jong (Katholieke Universiteit Nijmegen), S.O. Stapel en anderen waagde hij zich op het terrein van de aminozuur-rangschikking in het alpha-crystalline-A eiwit in de ooglenzen van vogels en de toepasbaarheid daarvan in de vogelsystematiek volgens de methode van de fylogenetische systematiek van W. Hennig. Hiermee werd een bevestiging verkregen van de theorie dat de Ratitae ("struisvogels") de oudste aftakking van de vogelstam zou zijn (Nature 311 (5983): 257-259) en werden vervolgens cladogrammen van de gehele vogelstamboom opgesteld (Acta XIX Congressus Internationalis Ornithologici, Ottawa, Canada (1986), 1988: 1905-1911). Zijn betrokkenheid bij de opzet van een DNA-sequentieanalyse voor de determinatie van veer- en weefselresten achtergebleven na aanvaringen van vogels en vliegtuigen ligt, gezien de taxonomische perspectieven daarvan, voor de hand (J. Hermans & Wattel, Bionieuws 5 (3), 1995).
Tot en met deel 4 (1985) was Wattel mede-redacteur van het Handbook of the Birds of Europe, the Middle East and North Africa: The birds of the Western Palearctic (BWP), welke taak hij reeds vanaf deel 2 (1980) grotendeels en vanaf deel 5 (1988) volledig in handen had gegeven van zijn naaste medewerker C.S. Roselaar.
Als Wattels academische leerlingen kunnen in meer of mindere mate gelden: A.A. Blok (Blauwe Reiger), T.G. Brom (microstructuur van veren, gepromoveerd 1992), R.W.R.J. Dekker (gedrag en systematiek van grootpoothoenders (Megapodidae), gepromoveerd 1990), J.A. van Franeker (arctische en antarctische zeevogels), J. de Korte (arctische, antarctische en tropische zeevogels, gepromoveerd 1986), G.J. Oreel (zoögeografie en avifaunistiek), E.R. Osieck (taxonomie van trekvogels), C.S. Roselaar (palearctische avifauna), H. Sandee (vogelaanvaringen met vliegtuigen), J.J.C. van Wetten (water- en moerasvogels in Mauretanië en Turkije) en W.J.R. de Wijs (zeekoeten Uria).
Op organisatorisch en bestuurlijk gebied was hij onder meer adjunct-secretaris van de Biologische Raad (1961-1962), lid en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van de Subfaculteit (later Faculteit) Biologie van de Universiteit van Amsterdam, lid van de Commissie voor de Nederlandse Avifauna (CNA) en haar systematische subcommissie CSNA (1970-1983), lid van het bestuur van de Nederlandse Ornithologische Unie (NOU) (1973-1979), lid van de Nederlandse Sectie van de Internationale Raad voor de Vogelbescherming (ICBP) van 1972 tot zijn ontbinding in 1993 (vanaf 1976 notulist, vanaf 9 december 1982 voorzitter, als opvolger van professor M.F. Mörzer Bruyns), mede-initiatiefnemer van de in 1973 opgerichte Stiching Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (later Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland) (SOVON), voorts lid van het Europese Executive Committee (EXCO) (1985-1987) en van het Internationale EXCO (1986-1992) van ICBP, in welke functies hij in sterke mate heeft bijgedragen tot de totstandkoming van de organisatie BirdLife International, die vanaf 1993 ICBP wereldwijd is gaan vervangen. Voorts was hij secretaris van het Nederlands Uitvoerend Comité van het XVde Internationale Ornithologische Congres in Den Haag in 1970 en gaf daarvan een verslag in het Vogeljaar (18(1970):305-308). Hij is lid van de Adviescommissie Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten (Wet BUD) (1975-heden), lid van de Natuurbeschermingsraad (1985-heden) en van de in 1974 opgerichte Stichting Hens Memorial Fund. Voor zijn werk voor de internationale vogelbescherming ontving hij van Vogelbescherming bij de officiële presentatie van de nieuwe organisatie BirdLife International in Amsterdam op 3 maart 1993 de Gouden Lepelaar (Vogels 13(3), 1993:9). In 1995 werd hij voorzitter van de Adviesraad voor het Ringwerk, dat in Nederland onder de verantwoordelijkheid valt van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Publicaties omstreeks 12 artikelen.
- Publicaties
Zie onder Downloads.