Jacob Walters, Westelijk Havengebied, Amsterdam, ca. 1954
Jacob Walters
- Periode: 1945-2009
- Archiefinstelling: Stadsarchief Amsterdam, onder toegangsnummer 31070
- Locatie: spuitvelden van Amsterdam Nieuw-West in Slotermeer, Slotervaart en Osdorp, Westelijk Havengebied, Amsterdam, Amsterdamse Waterleidingduinen
- Soorten: Bontbekplevier, Strandplevier, Kleine Plevier, Kluut, Wulp, meeuwen, sterns
- Bron: Dagboeken, publicaties
- Inleiding
Over de persoon Walters zijn al diverse biografische publicaties verschenen (Voous 1995 [zie onder], Vlek 2009, Melchers 2016 pp. 5-38 en 526-531). Zijn onderzoekerschap op natuurgebied ontwikkelde zich in zijn vrije tijd en autodidactisch naast zijn baan als inkoper bij papierfabriek Van Gelder Papier te Amsterdam, waar hij gedurende dertig jaar, van 1946-1975, werkzaam was. Na vervroegde uittreding op eigen verzoek richtte hij zich vanaf 1975 full-time op zijn veldornithologische en botanische onderzoekingen. Deze waren sterk bepaald door de vegetatie-ontwikkeling en daarmee gepaard gaande habitatontwikkeling van zijn studieterreinen, de spuitvelden van Amsterdam Nieuw-West in Slotermeer, Slotervaart en Osdorp in de jaren negentienveertig en -vijftig, en vanaf de jaren zestig die in het Westelijk Havengebied van Amsterdam. Na uitdroging en bebouwing van de spuitvelden in Amsterdam Nieuw-West verlegde Walters begin jaren zestig zijn onderzoeksgebied voor een tussenperiode naar de Amsterdamse Waterleidingduinen. Na uit-ontwikkeling van het Westelijk Havengebied en Walters’ geleidelijk verminderende mobiliteit resteerden in de jaren negentig de parken en volkstuinparken van Amsterdam Nieuw-West als vogel-inventarisatiegebieden.
- Archiefbeschrijving
Na het overlijden van Jacob Walters in mei 2009 ging uit zijn nalatenschap dit archief over in bezit van zijn verzorgers en erfgenamen , het echtpaar Martin Melchers en Annik Kropman te Amsterdam. Het was de laatste wil van Walters dat zijn archief zo mogelijk ondergebracht zou worden in het Stadsarchief Amsterdam.
Direct na zijn overlijden werd het daartoe primair geordend door Ruud Vlek en vervolgens ondergebracht ten huize van M. Melchers. Daar is het door Melchers gebruikt voor de samenstelling van ‘Meneer Walters’ (november 2016). In de winter van 2017 is het archief zuurvrij omgepakt in vijftig archiefdozen en begin april 2017 is het overgebracht naar het Stadsarchief Amsterdam.
De inventaris van dit archief volgt chronologisch, systematisch de ontwikkeling van Walters’ onderzoek, en is daartoe onderscheiden in zeven rubrieken :
1. biografie 1931-1949 (schoolperiode en begin van vogel-onderzoek).
2. dagboeken met vogel-aantekeningen (1942-2003).
3. vogel- en gebieds-inventarisaties :
- vogelinventarisaties 1941-1950.
- inventarisaties in Amsterdam Nieuw-West 1949-2003.
- inventarisaties van de Amsterdamse Waterleidingduinen 1962-1996.
4. diverse onderzoeksprojecten :
- broedbiologie van Strandplevier Charadrius alexandrinus, Kleine Plevier Charadrius dubius en Bontbekplevier Charadrius hiaticula.
- ring-onderzoek, m.n. van plevieren, Kokmeeuw en zangvogels.
- rui-onderzoek, biometrie, soort-inventarisatie.
- botanisch onderzoek van de flora van opspuitterreinen en van duinflora.
5. correspondentie van derden aan Walters.
6. publicaties.
7. foto-archief, bestaande uit een collectie diapositieven, zwartwit negatieven en zwartwit- en kleurenfoto-afdrukken.
Het archief bevat twee appendices, met archiefmateriaal van medewaarnemers:
- Jan van der Kam (Bolsward 9 april 1895 – Amsterdam 4 februari 1969), politieman te Amsterdam.
Hij stelde twee plakboeken samen over de ontwikkeling van de westelijke tuinsteden en publiceerde natuurstukken in het personeelsblad van de Amsterdamse politie. Zijn plakboeken en en vogeldagboeken zijn na zijn overlijden door zijn weduwe overgedragen aan Jacob Walters.
- Karel Vlaanderen (Amsterdam 13 februari 1923 – Zeewolde 25 maart 1999), employé van de N.V. Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij (later Ruys & co) te Amsterdam, en zijn vrouw Cobi Vlaanderen-Daatselaar (Amsterdam 25 april 1923 – Zeewolde 14 augustus 2008).
Met name de laatsten waren vanaf begin jaren 1950 betrokken bij het onderzoekswerk van Walters en legden dit fotografisch vast in diverse foto-albums. Daarbij is het meeste foto-werk in de Vlaanderen-collectie toe te schrijven aan Cobi Vlaanderen-Daatselaar, die kan gelden als de allereerste vrouwelijke vogelfotograaf van Nederland.
- Ornithologische betekenis
Jacob Walters blonk uit in langdurige en systematisch onderzoek. Zijn ecologisch werk aan de drie kleinere pleviersoorten hebben de internationale vogelhandboeken gehaald. Hij bestudeerde ook nauwgezet ruiverschijnselen bij meeuwen, sterns, plevieren en de Wulp; zie onder Downloads.
- Downloads
- Over de archiefvormer
uit: K.H. Voous, In de ban van vogels, Uitgeverij Scheffers, 1995. [21.III.1990]
WALTERS, Jacobus, 25 december 1926 - 18 mei 2009, industrieel inkoper, vogelwaarnemer met grote kennis van het gedrag van plevieren. Walters groeide op in Amsterdam. Hij trad in dienst van een groot papierconcern in Amsterdam, waar hij zich kon specialiseren tot industriëel inkoper en waar hij uiteindelijk Hoofd Inkoop van grondstoffen en materialen werd. Zijn belangstelling voor vogels dateert van de middelbare school. Hij werd lid van het Centraal Bureau van Vogelwaarneming te Amsterdam in 1946 en van de Nederlandse Ornithologische Vereniging (NOV) in 1947.
In die tijd werd een aanvang gemaakt met de zandopspuitingen en andere grondwerkzaamheden voor de uitbreiding van Amsterdam in westelijke richting. Deze gebieden trokken, als voorheen het Oostzaner gat en de Rothoek, veel vogels aan. Aan de ontwikkeling en het verloop van de zich snel wijzigende avifauna van deze uitgestrekte en aanvankelijk verlaten vlakten heeft Walters in zijn vrije tijd veel aandacht besteed en daarover nauwgezet in Limosa gerapporteerd (vijf publicaties, 1949-1954). Vooral de pioniersoorten (plevieren, Kluut) hadden zijn belangstelling en hij ontwikkelde zich weldra tot een kenner van het gedrag van de daar tijdelijk in betrekkelijk groot aantal samen voorkomende en broedende Strand-, Bontbek- en Kleine Plevieren (20 publicaties, 1954-1987). Aan de hoofdstukken over de plevieren in de handboeken van U.N. Glutz von Blotzheim & K.M. Bauer (6, 1975) en S. Cramp & K.E.L. Simmons (3, 1983) heeft hij wezenlijk bijgedragen, alsmede aan de SOVON-broedvogelatlas (R.M.V. Teixeira 1979) en Randstad en broedvogels van de Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1981).
Sinds de jaren 1960 inventariseerde hij ook de in ontwikkeling zijnde opgespoten zandterreinen in het westelijke havengebied van Amsterdam en ringde daar gelijktijdig veel vogels. Ook de Amsterdamse Waterleiding Duinen werden mede in zijn studie van Kleine Plevieren en het reeds eerder aangevangen inventarisatiewerk opgenomen (14 publicaties, 1970-1988). Voorts gingen de ruiverschijnselen, die op het voorkomen van vogels in zijn waarnemingsgebied van invloed leken, hem bezig houden, onder meer bij meeuwen (1978), sterns (1979, 1987), plevieren (1984) en de Wulp (1987).
Het is verbazingwekkend met hoeveel energie Walters zich in zijn liefhebberij, die een ontspannend tegenwicht vormde voor zijn vaak hectische dagelijkse werk, heeft verdiept en hoe ver hij daarin door doelgericht vasthouden aan inventarisatie en analyse is gekomen. Vanaf 1976 geniet hij als gastmedewerker in ruime mate van de door het Instituut voor Taxonomische Zoölogie (thans Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie) van de Universiteit van Amsterdam verleende faciliteiten.
Publicaties Ruim 60 titels, in een groot aantal Nederlandse en buitenlandse tijdschriften, waaronder Ardea, Limosa, De Wandelaar, De Wandelaar in Weer en Wind, Bird Study, Ringing & Migration en De Giervalk/Le Gerfaut.